Wat is verleden tijd van gelden

ik geld, jij geldt, wij gelden. ik gold, wij golden. 1 verleden (o.v.t.) ; ik · geld · gold ; jij, je · geldt · gold. 2 zou gelden · zouden gelden ; voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) · zou gegolden hebben · zouden gegolden hebben. 3 geld · geldt ; Onvoltooid verleden tijd · gold · gold ; Voltooid tegenwoordige tijd · heb gegolden · hebt. 4 wij gelden jullie gelden zij gelden: Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) ik heb gegolden jij hebt gegolden hij heeft gegolden wij hebben gegolden jullie hebben gegolden zij hebben gegolden: Onvoltooid verleden tijd (ovt) ik gold jij gold hij gold wij golden jullie golden zij golden: Voltooid verleden tijd (vvt) ik had gegolden jij had gegolden. 5 toekomend. zullen gelden. te zullen gelden. voltooid. tegenwoordig. hebben gegolden. te hebben gegolden. toekomend. gegolden zullen hebben. 6 'gelden' vervoegen - Nederlandse werkwoorden vervoegd in alle tijden met de werkwoordenvervoeger. 7 gelden. Tegenwoordige tijd gelden. Ik geld Jij geldt geld U geldt Hij/Zij/Het geldt Wij gelden Jullie gelden Zij gelden. Verleden tijd van gelden. Ik gold Jij/U gold Hij/Zij/Het gold Wij golden Jullie golden Zij golden. Voltooid deelwoord van gelden. gegolden. Tegenwoordig deelwoord van gelden. geldend. 8 Alle geldige verleden tijd vervoegingen van het werkwoord gelden. 9 Wat is de verleden tijd van gelden? De verleden tijd van gelden is 'gold'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gegolden'. geldt met d of dt 10 Verleden tijd van het werkwoord gelden. infinitivus - infinitief infinitive. gelden: imperfectum - verleden tijd past tense. ik jij, je u hij zij, ze het men: gold. 11 verleden tijd gelden meervoud 12